Voetje voor voetje beweeg ik me voort. Het voelt alsof ik door de modder loop, maar ik ben op 5.300 meter hoogte.
Door het gebrek aan zuurstof in de lucht gaat kan ik me maar heel traag verplaatsen, wanneer ik sneller wil, klopt mijn hart in mijn keel en ben ik in no time buiten adem.
Vanaf het Rongbuk Monastery naar het Everest Basecamp is het maar 8 km, maar elke meter kost energie. Na een paar uur bereik ik uiteindelijk het uitkijkpunt wat zicht bied op het basiskamp. Omdat ik een toerist ben en geen expeditielid, mag ik niet naar het base camp. Daarom is er voor ons toeristen een uitkijkpunt. Met prachtig versierde prayer flags zien we de gele en oranje tentjes van de expeditieleden in de verte staan. Voor mij is dit het eindpunt. Voor hen het begin van een kostbaar avontuur. Ik voel bewondering en absurditeit voor de klimmers. Je weet dat je dood kunt gaan op je weg naar de top, maar nu ik hier zelf sta snap ik de aantrekkingskracht van deze berg, de hoogste ter wereld.
Langzaam aan druppelen mijn reisgenoten binnen op het uitkijkpunt. En ook onze gids Phurbu zie ik verschijnen, hij moet hier al zo vaak zijn geweest.
Ondanks dat Phurbu geboren en getogen is in Tibet, heeft ook hij het koud en is goed ingepakt, sjaal om, muts op, alleen zijn ogen zijn nog zichtbaar. En als je zijn ogen ziet dan ben je weer gerust gesteld.
Ik maak een foto van hem. Hij lacht. Zijn ogen blijven op mijn netvlies hangen. Nu pas valt me op dat Phurbu nooit zijn ogen bedekt. Ik herinner me dat hij tijdens de lunch een paar dagen terug vertelde dat hij met zijn ogen meer communiceert dan met woorden. Vooral ook vanwege het simpele feit dat hij lang niet met alle toeristen kan praten vanwege de taalbarrière. En wat doen wij in het westen het eerste wanneer we ons gezicht beschermen? Juist. Zonnebril op.
Comments